12-11-2017 | Op jaarlijkse basis wordt in de gehele voedselketen voor gemiddeld 2,5 miljoen ton verspild, met een waarde van 5 tot 6 miljard euro. Van alle schakels in de voedselketen is de consument met ruim 30 procent de grootste verspiller. Per huishouden komt dit neer op gemiddeld 41 kilo eten per persoon aan vast voedsel. Met deze cijfers drukken de media ons vaak genoeg met de neus op de feiten, maar blijft de aandacht voor oplossingen achterwege.

Programmamanager duurzame voedselketens Toine Timmermans van de Wageningen University & Research (WUR) herkent dit beeld en pleit ervoor dat de focus meer op preventie en oplossingen komt te liggen. Timmermans: “Dat vereist strategie en bundeling van krachten, want de oplossingsrichtingen die impact hebben zijn tot nog toe te versnipperd gebleken.”

Klantbehoefte voorspellen

De strategie waarop Timmermans doelt, is recent gepubliceerd door de Taskforce Circular Economy in Food. Deze richt zich op twee oplossingen; het beter voorspellen van de behoefte van de consument en het efficiënter omgaan met grondstoffen. Op verschillende niveaus zal samenwerking vereist zijn op dit te bewerkstelligen. In de retail is het bijvoorbeeld goed mogelijk om op de consumentbehoefte in te spelen. Er is al geëxperimenteerd met betere afstemming van de voorraden op het aankoopgedrag van de consument en het schenken van onverkochte partijen aan goede doelen. Een soortgelijke proef van samenwerkende ketens is terug te vinden in de zuivelindustrie. Hierin trachten ze aanpassingen van besteleenheden binnen het zuivelschap te maken om verspilling tegen te gaan.

Efficiëntere omgang met grondstoffen

“Kijkend naar grondstoffen valt te constateren dat zo’n 12 tot 15 procent afvalt in de eerste fase van productie”, aldus Timmermans. Betere efficiëntie is te bewerkstelligen door het verwaarden van reststromen. Dit betekent dat een grondstof volledig wordt verwerkt tot een product. Denk bijvoorbeeld aan de aardappel, deze wordt o.a. verwerkt tot frietjes, maar de restdelen en schillen belanden in de afval. Zonde, want van deze reststromen bestaan tal van manieren om ze te verwaarden, als voedsel, veevoer of hoogwaardig ingrediënt in de biobased economy. Inmiddels zijn de technologieën om dit te doen na jaren van innovatie, goed doorontwikkeld. Zeker in de agrifood sector is de potentie groot.

Volgens Timmermans zijn op dit vlak de bedrijven aan zet. Maar het is dan wel vereist dat deze in grote getale het belang van het voorkomen, terugdringen en verwaarden van reststromen inzien. Het doel om voedselverspilling met 50 procent terug te dringen zal dan realiseerbaar worden. Hij benadrukt dat er veel gebeurt met soms ook positieve effecten. Echter zolang een aantal echte issues niet aangepakt worden zoals overproductie, stimuleren bio-energie i.p.v. consumptie. En een aantal randvoorwaarden zoals een eerlijke prijs van voedsel, zal het lastig worden het voedselverspillingvraagstuk echt op te lossen.

Wat kan de consument doen?

Om beter de consumentbehoefte te voorspellen, is voor de consument zelf ook een rol weggelegd. En wel gedragsverandering. Consumenten moeten zich beter bewust worden van voeding. Hierover zegt WUR-onderzoeker Martijntje Vollebregt dat het gaat om factoren als inkoop, verbruik en gezinssamenstelling. Vollebregt: “In Nederland wordt een betrekkelijk klein deel van het inkomen besteed aan voedsel. Dat kan reden zijn voor consumenten om er minder waarde aan te hechten en er onzorgvuldiger mee om te gaan.”

Daarnaast meent Vollebregt dat de consument niet heel erg op de hoogte is van wat er komt kijken bij voedselproductie. Een paar generaties terug was er veel meer verbondenheid met de voeding. Met zaken als een eigen moestuin, buurtbakkerij en slagerij waar je even langsliep stond de consument veel dichterbij de voeding. Met de komst van grote voedselketens en supermarkten is dit veel minder zichtbaar en heeft men de neiging af te gaan op de informatie die we voorgeschoteld krijgen. Dit kan soms nogal eens voor verwarring zorgen.

THT-datum

Vollebregt: “Neem bijvoorbeeld de THT-datum (tenminste houdbaar tot). Deze wordt gauw geïnterpreteerd als indicator dat voedsel na deze datum niet meer te consumeren valt, terwijl er door de producent een marge ingebouwd is. Als de bewaaradviezen worden gevolgd, betekent dit dat een product nog bruikbaar kan zijn na de THT-datum.”
Maar omdat consumenten toch verder weg van de voedselproductie afstaan, wat het bemoeilijkt om een goede inschatting te maken, kan ze wel begrip opbrengen. Zelf ziet ze liever dat de focus komt te liggen op bewuster inkopen, zodat je niet teveel overhoudt. Dat kan nogal eens lastig blijken omdat we worden blootgesteld aan marketingtrucs die ervoor zorgen dat we misschien meer kopen of grootschaliger inkopen dan nodig is. Hoewel Vollebregt zich eveneens hierin kan vinden, zegt ze dat de verantwoordelijkheid in deze uiteindelijk bij de consument zelf ligt.

Concrete inspanningen tegen voedselverspilling

Om de consument op weg te helpen worden er vanuit de overheid en het bedrijfsleven verschillende inspanningen geleverd. Een voorbeeld is terug te zien in de verpakkingen, waarbij producenten inspelen op gedragsverandering bij de consument. Met name in de zuivel bestaan er tegenwoordig steeds meer producten (Yoghurtpak) die gemaakt zijn zodat deze volledig uit te knijpen is. Op de verpakking staan dan ook teksten die adviseren dit te doen. Maar ook zaken als bewaaradvies en houdbaarheid zijn manieren om een bewustere omgang met voeding te kweken. Op preventiegebied zijn er campagnes vanuit de overheid en producenten die met een huishoudspecifiek aanbod komen. Denk hierbij aan kleinere voorverpakte producten. Met alle acties die vanuit de verschillende niveaus worden geleverd, slagen we er uiteindelijk in om tot een circulaire economie zonder verspilling.

Bron: Mijn Gezondheidsgids